Leren op de werkplek in de textielsector

Project status
Afgerond

In 8 textielbedrijven in Vlaanderen analyseerden we verschillende vormen van werkplekleren (bv. peterschap, coaching). We ontwierpen ook een eenvoudig registratieformulier om de verschillende opleidingsinspanningen in kaart te brengen.

Met de vraag naar innovatieve producten en een flexibele productie stijgt ook de nood aan polyvalente werknemers. Een pool van competente polyvalente werknemers vraagt een actief opleidingsbeleid dat inspeelt op toekomstige ontwikkelingen. Welke opleidingsvorm het best past voor welke opleiding hangt af van de specifieke behoeften en de beschikbare opleidingen op de opleidingsmarkt.

Wat onderzoeken we?

Op vraag van de sociale partners van de textielsector is een onderzoek uitgevoerd naar leren op de werkplek. Er is een antwoord gezocht op volgende vragen. Welke plaats heeft werkplekleren in de Vlaamse textielsector? Welke methodieken worden gebruikt en wat kan efficiënt en effectief werkplekleren bevorderen? Naast goede praktijkvoorbeelden van werkplekleren is er ook een algemeen kader van competentiemanagement geschetst. Om het opleidings- en competentiebeleid ook kwantitatief in kaart te brengen is een registratieformulier ontworpen.

Werkwijze

Het project bestudeert werkplekleren door middel van secundaire bronnen – andere studies, verslagen, vakliteratuur - en acht casestudies. De textielbedrijven in de casestudies werden gekozen op voorstel van de sociale partners. De betrokken bedrijven verschillen wat betreft grootte, subsector en regio. Op het vlak van innovatie en management behoren ze allen tot de koplopers van de sector.
In de acht bedrijven werden gesprekken gevoerd met verschillende betrokkenen. Management en kaderleden, lesgevers en coaches, nieuwe en zittende werknemers in opleiding en vertegenwoordigers van de werknemers.

Timing

Het project werd afgerond in 2006.

Resultaten

Werkplekleren gebeurt in principe op de werkplek en tijdens het werk, tenzij de oefentijd de productie teveel belemmert. Werkplekleren gaat om leren op de werkplek op een systematische én doelgerichte manier. Het is een permanent proces van voorbereiden, uitvoeren, opvolgen en evalueren. Bij de voorbereiding staat de behoeftendetectie en de planning centraal. Hierin verschillen on-the-job opleidingen niet van de klassieke cursussen. Bij het opvolgen en evalueren worden wel specifieke procedures gebruikt die typisch zijn voor werkplekleren.

Er worden in de textielsector verschillende methodieken van werkplekleren gebruikt. De meest gekende is het peterschap, een gestructureerde aanpak waarbij een collega op een systematische manier nieuwe taken aanleert aan de nieuwkomer in de functie. De peters zijn ervaren werknemers die een speciale opleiding hebben gekregen in opleiden, motiveren en begeleiden. Peters worden voor een bepaalde periode vrij gemaakt wanneer iemand opgeleid wordt.

Peters hebben doorgaans:

  • grote expertise en kennis over vakgebied;
  • pedagogisch-didactische vaardigheden;
  • de juiste werkattitude en peterschapsmotivatie;
  • een sterke positie en een grote verbondenheid met het bedrijf;
  • bij voorkeur een goede kennis van het totale productieproces.

Een opleiding op de werkvloer onder peterschap is aangewezen als de taken zeer bedrijfsspecifiek zijn.

In de literatuur wordt benadrukt dat effectief en efficiënt peterschap enkel mogelijk is met deskundige peters binnen een stimulerende context met de nodige didactische middelen en aandacht voor remmende factoren zoals weerstanden tegen het doorgeven van kennis en veranderingen, motivatieproblemen of een te hoge werkdruk.
Naast het peterschap wordt in de textielsector ook gebruik gemaakt van coaches. Dit zijn meestal oudere werknemers die nieuwkomers of collega’s na bij/omscholing verder opvolgen. Een coach staat altijd klaar met goede raad en ondersteuning.

Ten slotte zijn er nog twee andere vormen van opleiding die niet onbelangrijk zijn in de textielsector. Het gaat om zelfstudie met een handboek en leer-werk overleg. De zelfstudie met handboek is vooral bij wevers gebruikelijk. Wevers maken, zeker indien er geen handboek voorhanden is, meestal zelf een werkschriftje waar alle geheimen van de weefmachine in genoteerd worden. Leer-werkoverleg heeft meestal plaats onder teamleden en met de meestergast.

Als het werkplekleren de normale productie teveel verstoort, voorzien bedrijven aparte oefenplekken. In textielbedrijven maakt men ook gebruik van blended leren, werknemers worden opgeleid met verschillende methodieken. Cobot vzw en het VDAB-textielcompetentiecentrum zorgen hierbij dikwijls voor de complementaire opleidingen naast het werkplekleren.

Voor een effectieve en efficiënte opleiding is een permanente opvolging en evaluatie van groot belang. In de meeste bedrijven in het onderzoek worden de evaluaties ook schriftelijk vastgelegd en besproken met alle betrokkenen.

Opvolging en evaluatie gebeurt op basis van een takenlijst en geeft aan welke taken al aangeleerd zijn en in welke mate zij gekend zijn. De timing van de evaluatiemomenten is afhankelijk van de opleiding, maar gebeurt bij voorkeur kort op de bal.

De resultaten werden ingebracht in een ESF-project 'Indicatoren voor kwaliteitsvol werkplekleren'.

In het kader van dit project werd ook een registratieformulier ontworpen waaruit kan geput worden om een formulier op maat van het eigen bedrijf te maken. Het registratieformulier bevat de belangrijkste vormen van bedrijfsopleidingen met extra veel voorbeelden van werkplekleren. Het registratieformulier is beschikbaar op de website van de SERV en bevat ook een leeg registratieschema. Op basis van de gegevens kunnen kengetallen berekend worden: % werknemers betrokken bij werkplekleren, aantal uren besteed aan leer-werkoverleg, enzovoort.