Minder werknemers met werkbare job

In 2016 had 51% van de werknemers op de Vlaamse arbeidsmarkt een job die het kwaliteitslabel ‘werkbaar werk’ meekrijgt. Dat blijkt uit de Vlaamse werkbaarheidsmonitor die de Stichting Innovatie & Arbeid (StIA) zopas opleverde, op basis van een peiling bij 12.000 werknemers. Na een geleidelijke verbetering in het voorbije decennium, valt de werkbaarheidsgraad terug op het peil van 2004.

Ann Vermorgen, voorzitter van de SERV: “In het Pact 2020 verbonden de Vlaamse sociale partners en de Vlaamse Regering zich ertoe te streven naar een werkbaarheidsgraad van 60% in 2020. De werkbaarheidsmonitor 2016 leert ons dat dit een erg moeilijke opdracht zal worden. Vooral het toenemende aantal werknemers met werkstressklachten baart ons zorgen. Psychische vermoeidheidsproblemen zetten niet alleen een domper op werkplezier en motivatie, maar dreigen ook de achilleshiel te worden van onze ambities om meer mensen langer aan de slag te houden. Daarom engageren wij ons om een actieplan op te stellen.

Vinger aan de pols met werkbaarheidsmonitor

De sociale partners in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) benadrukken al vele jaren dat langer werken maar kan lukken als dit ook haalbaar is voor de mensen en jobs voldoende kwaliteitsvol zijn. Ruim vijftien jaar geleden vatten ze dat in de beleidsterm ‘werkbaar werk’: jobs waarvan je niet overspannen of ziek wordt, die boeiend en motiverend zijn, voldoende kansen bieden op bijblijven/bijleren en genoeg ruimte laten voor gezin en privéleven.

In het Pact 2020 formuleerden de sociale partners en de Vlaamse Regering de doelstelling om het aandeel werkenden met een kwaliteitsvolle, werkbare job jaarlijks met 0,5 procentpunt te laten stijgen. De ambitie is om bij de werknemers in 2020 een werkbaarheidsgraad van 60% te bereiken.

Sinds 2004 brengt de StIA, het onderzoekscentrum van de SERV, elke drie jaar de werkbaarheid in Vlaanderen gedetailleerd in beeld via een grootschalige schriftelijke bevraging (2016: bij 12.000 werknemers). Het onderzoek zoekt daarbij specifiek naar verklaringselementen voor de werkbaarheidsevolutie gelinkt aan de werkcontext (evoluties in jobkenmerken en arbeidsrisico’s).

Tussen 2004 en 2013 steeg de werkbaarheidsgraad van 52,3% naar 54,6%. In 2016 registreert de monitor 51,0% werkbare jobs: de geboekte vooruitgang gaat daarmee helemaal verloren. De realisatie van een werkbaarheidsgraad van 60% wordt zo een ambitieuze opdracht.

Betere leermogelijkheden, maar ook meer werkstress

Een blik op de onderliggende werkbaarheidsindicatoren geeft een duidelijk zicht op (positieve en negatieve evoluties in) de werksituatie van Vlaamse werknemers.

Voor leermogelijkheden werd systematisch vooruitgang geboekt in het voorbije decennium. Tussen 2004 en 2016 daalde het aandeel werknemers met beperkte kansen op ‘bijblijven’ van 22,6% naar 17,5%. Concreet kregen 120.000 meer werknemers voldoende leer- en ontwikkelingsmogelijkheden. Zij nemen deel aan trainingen en bijscholingen, krijgen de nodige autonomie bij de taakuitvoering en ze worden voldoende gecoacht door hun direct leidinggevende.

  • Psychische vermoeidheid vormt ook in 2016 het belangrijkste werkbaarheidsknelpunt: één op de drie (34,2% of 790.000) werknemers kampt met werkstressklachten. Dit is een significante toename met bijna vijf procentpunt tegenover 2013. Bij 12,3% (of 280.000) van de werknemers is er sprake van burn-outsymptomen. Dit is een stijging van drie procentpunt ten opzichte van 2013. Tussen 2004 en 2013 bleef het percentage werknemers met burn-outsymptomen stabiel. Of de verhoging van deze cijfers inzake werkstress en burn-outsymptomen tussen 2013 en 2016 structureel van aard is, kan pas bij een volgende meting blijken. Een aantal factoren die vandaag van belang zijn om in ogenschouw te nemen, zijn de heropleving van de economie en de vele nog openstaande vacatures, disruptieve veranderingen door digitalisering en e-commerce en de toename van de files. Ook de sectorspecifieke context (de uitdagingen die zich stellen voor de verschillende markteconomische sectoren, de social profit, de overheid en het onderwijs), moeten in rekening worden gebracht om naar de cijfers te kijken.
  • Acht op de tien werknemers is in 2016 enthousiast aan de slag, maar 19,8% of 450.000 van hun collega’s hebben af te rekenen met motivatieproblemen. De vooruitgang die tot 2010 is gerealiseerd, gaat daarmee verloren. Ook welbevinden op het werk blijft dus een belangrijk aandachtspunt voor de werkbaarheidsagenda.
  • De werk-privébalans toont een gelijkaardig patroon. De vooruitgang die hier tussen 2004 en 2013 werd geboekt (een daling van de probleemgroep van 11,8% naar 10,8%) zet zich niet door. In 2016 heeft 12,2% (of 280.000) van de werknemers het lastig om werk en privé in evenwicht te houden.

Impact op langer werken

De werkbaarheidsmonitor 2016 laat zien dat 8 op de 10 (78,7%) werknemers boven veertig jaar doorwerken tot het pensioen haalbaar acht als zij een werkbare job hebben. Dit aandeel neemt systematisch af wanneer deze veertigplussers met één of meerdere werkbaarheidsknelpunten geconfronteerd worden: van 53,4% bij één werkbaarheidsknelpunt, over 31,8% bij twee knelpunten, tot 17,7% bij drie of vier knelpunten.

Concreet actieplan

De  Vlaamse sociale partners nemen de signalen uit de werkbaarheidsmonitor ernstig en beraden zich over een adequate aanpak. De afspraken over compentieversterking en leermogelijkheden, die in het afgelopen decennium in het sociaal overleg werden gemaakt (zie ook het recente akkoord ‘Vorming en Opleiding’), hebben in ieder geval resultaat opgeleverd. Nu komt het er op aan om ook de psychosociale belastingsproblematiek gericht aan te pakken. Een aantal bedrijfstakken hebben in de lopende Vlaamse sectorconvenanten initiatieven rond werkbaar werk en werkstresspreventie in de steigers gezet. Ook op het federale niveau plaatsten de sociale partners in het interprofessioneel akkoord onderzoek en sensiblisering rond de burn-outproblematiek op de agenda.

De Vlaamse sociale partners zullen de werkbaarheidsproblematiek verder onderzoeken en grondig bekijken wat de oorzaken zijn van de slechtere cijfers. Ze engageren zich om op basis van deze analyse nog dit jaar een aantal gerichte acties naar voren te schuiven. In het overleg hierrond, houden zij rekening met de bredere maatschappelijke tendensen die impact hebben op de werksituatie van de werknemers en op de ondernemingen en organisaties.

Contact