Advies beleidsnota Werk, Economie, Wetenschap en Innovatie

advies op eigen initiatief
Beleidsnota's Vlaamse Regering 2014-2019

Voor het luik Werk van de beleidsnota formuleert de SERV tien inhoudelijke reflecties over o.a. tijdelijke werkervaring, Leren en Werken, activering, dienstencheques en economische migratie. De creatie van het systeem van tijdelijke werkervaring behoeft meer duidelijkheid. De SERV vraagt dat er werk wordt gemaakt van een geïntegreerd duaal systeem Leren en Werken en van een geïntegreerd beleid inzake stages, werkplekleren en praktijkgerichte opleiding. Voor de SERV is de implementatie van de jeugdgarantie een must.

De capaciteit van de VDAB is een belangrijk aandachtspunt. De SERV betreurt dat de beleidsnota geen initiatieven bevat inzake de structurele component van werkbaarheid. Ook het EAD-beleid ontbreekt. Er is nood aan extra aandacht voor de kansengroepen, o.a. via een versterkt geïntegreerd taal- en werkbeleid. Discriminatie op de arbeidsmarkt moet krachtig worden bestreden. De SERV is bezorgd over de timing van het dienstenchequesdossier. De paritaire structuur van de erkenningscommissie en het opleidingsfonds dienstencheques moeten behouden blijft. Een meer geïntegreerde inspectie dienstencheques is nodig. Inzake economische migratie pleit de SERV voor een meersporenaanpak, korte afleveringstermijnen van de Single Permit, een goede samenwerking tussen de diverse betrokken inspectiediensten, een goede informatiedoorstroming en overleg tussen de verschillende betrokken beleidsniveaus, een aangepaste adviesraad arbeidsmigratie, een nieuwe aanpak arbeidsmarktonderzoek, het behoud van de beroepskaart voor zelfstandigen en een eigen beleid inzake studentenmigratie. Competent blijft het eerste referentiekader voor het opstellen van beroepskwalificatiedossiers.
Daarnaast vindt de SERV het belangrijk dat de sociale partners proactief worden betrokken bij de uittekening van het beleid en de totstandkoming van de regelgeving. Een versterkt VESOC-overleg is daarom noodzakelijk. Een prioriteit voor Vesoc-overleg is de rol van de sociale partners bij de verschillende entiteiten in het beleidsdomein WSE. Een meerjarenplanning voor het VESOC-overleg is nodig. Betrokkenheid van de sociale partners bij de voorbereiding van het overleg met de federale overheid is cruciaal. De SERV vraagt naar de houding van de Vlaamse regering indien de beleidslijnen op het Vlaamse niveau worden doorkruist door beslissingen op het federale niveau. De SERV vraagt dat beleidsinitiatieven zowel inhoudelijk als budgettair onderwerp zijn van regelmatige monitoring en evaluatie. Tot slot betreurt de SERV dat informatie over budget, capaciteit, procedures, tijdspad, invulling van de afstemming en samenwerking met andere beleidsdomeinen ontbreken in de beleidsnota.

In het luik Economie, Wetenschap en Innovatie wijst de SERV op de ongerijmdheid tussen enerzijds de budgettaire ambities om extra-impulsen te geven aan de economie en de besparingsoperaties in de vastleggingsgmachtingen die in 2015 worden voorzien voor het Hermesfonds. De SERV vraagt naar een duidelijke budgettaire omkadering van de voorgenomen strategische en – en op een lager niveau – operationele beleidsdoelstellingen.
Daarnaast onderschrijft de SERV de beoogde stroomlijning van het overheidslandschap, de intermediaire structuren en de ruime waaier aan steuninstrumenten. In het overheidslandschap wordt de oprichting van een nieuw Agentschap voor Ondernemen en Innoveren in het vooruitzicht gesteld waarbij de agentschappen AO en IWT, met bijhorende steuninstrumenten, worden geïntegreerd. De SERV dringt aan op een EVA-structuur als governancemodel voor het nieuwe Agentschap. Bij de integratie van het instrumentarium moet aandacht uitgaan naar de maximale vraaggerichtheid van het IWT-instrumentarium alsook naar de verlenging en verbreding van het steuntraject. Evaluatie en monitoring van de instrumenten blijven cruciaal om een efficiënt beleid te voeren.
Tot slot vestigt de SERV nog de aandacht op het belang van capaciteitsopbouw bij de overheid, van de verdere uitrol van het clusterbeleid op het terrein, van de stroomlijning van het PMV-instrumentarium en van het streekoverleg en preventief bedrijfsbeleid.