historiek sectorconvenants

De eerste convenants werden afgesloten onder de minister van Werkgelegenheid en Toerisme Landuyt. In 2004 werd hij opgevolgd door minister van Onderwijs, Vorming en Werk Vandenbroucke. De combinatie van de belangrijke ministerposten werk en onderwijs vertaalde zich onder andere in een aangepaste modelsectorconvenant in 2005 die meer dan de vorige focuste op de domeinen leren (onderwijs en opleiding) en werken (arbeidsmarkt), met diversiteit als dwarsverbinding.

Ook bij het aflopen van die convenants in 2007, kregen de modelsectorconvenant voor de periode 2007-2009 een licht gewijzigde inhoud, met een sterke klemtoon op het werkplekleren. Daaronder wordt gebundeld de stelsels van afwisselend leren en werken, de stages voor leerlingen in het voltijds onderwijs en de stages voor leerkrachten en opleiders. Alle sectorconvenants kregen een looptijd tot 31 december 2009.

In 2010 werd minister Muyters onder andere verantwoordelijk voor het beleidsdomein Werk. Het uitzicht van de sectorconvenants wijzigde grondig (zie bij Werking sectorconvenants).

In 2012 werden de convenants voor de periode ’10-’12 met een jaar verlengd en werd gestart met de voorbereiding en onderhandeling van de convenants ’13-’14. Er werd verder gebouwd op de gewijzigde aanpak: sectoren vertrekken vanuit een visie op kansen en uitdagingen voor de sector, benoemen prioriteiten en koppelen daar concrete acties aan.

Op 1 januari 2013 gingen 34 sectorconvenants voor de periode ’13–’14 van start. Deze worden met een jaar verlengd. In het voorjaar van 2015 wordt werk gemaakt van een nieuw kader voor de sectorconvenants 2016-2018(19). Er loopt daartoe een VIONA-onderzoek 'Naar een vernieuwd sectoraal beleid' uitgevoerd door Idea Consult.