Vlaanderen heeft nood aan een breed en kordaat smartcitybeleid

Schone lucht, stipt openbaar vervoer, een bruisend dorpscentrum, … allemaal dingen die de Slimme Stad zal realiseren. Alleen: dé smart city bestaat niet. Maar we kunnen er wel aan werken - en technologie helpt daarbij. "Smartcitytechnologie is de smartwatch rond je stad. Zodra er iets fout gaat, kun je ingrijpen."



Jan Adriaenssens

Wat is een smart city? "Er bestaat eigenlijk geen definitie. Het is voor iedereen wat anders", zegt Jan Adriaenssens, director City of Things bij de onderzoek- en innovatiehub imec. "Noem het de inzet van technologie in het publieke domein, om bepaalde problemen op te lossen."

Niet elke stad staat te springen om een slimme stad te worden, beseft Jan Adriaenssens. "De helft is enthousiast, de andere helft is wat argwanend. En ergens hebben ze allebei wel gelijk. Want geen enkele gemeente zal op een bepaald moment een smart city zijn. Het is geen doel, het is een middel. Smart city betekent dat je technologie overweegt om bepaalde problemen aan te pakken. Technologie zal het niet oplossen, maar kan wel helpen."

Hondenpoep

Daarbij benadrukt Jan Adriaenssens twee vereisten. De eerste? Doeltreffendheid. "Twintig jaar geleden zag je overal hondenpoep op straat. Nu is dat veel minder. Dankzij een combinatie van beleid, gedragsverandering, plastic poepzakjes, … vindt de maatschappij hondenpoep niet meer aanvaardbaar. Technologie had hier niets mee te maken. Maar de langetermijnimpact is er. Als je een week geen poep aan je schoen hebt, is dat gewoon geluk. Als je een paar jaar nergens intrapt, dan is het probleem verdwenen."

Technologie levert 10 tot 80 procent van de oplossing. Maar ze zal nooit 100 procent de oplossing zijn. Eén cool appje lost niet alles op.

En dat geldt voor alle problemen, gaat Adriaenssens voort, een week lang geen verkeersslachtoffers, geen sluikstorten, geen treinvertragingen … dat is geen oplossing, dat is geluk. "Dus moeten de publieke sector, bedrijven, onderzoekers en burgers op zoek naar een doeltreffende oplossing voor de lange termijn. En daarbij is technologie 10 tot 80 procent van de oplossing. Maar ze zal nooit 100 procent de oplossing zijn. Eén cool appje lost niet alles op. Maar het kan wel werken aan verbeteringen op bepaalde domeinen."

Smart city mikt op concrete doelen in mobiliteit, (leef)omgeving en publieke ruimte, economie en bewoners en bezoekers. Daarvoor is technologische input nodig. "Wie schonere lucht wil, moet meten. Slimme steden kunnen meten in realtime. Het 'nu' wordt belangrijk, naast de historische data die nodig zijn om trends te vinden. Neem een agent, die kan ingrijpen als drie straten verder door een fout geparkeerde auto een grote file ontstaan is. Je kunt het vergelijken met een smartwatch, die de parameters van je lichaam meet. Smart city heeft nood aan een polsbandje rond je stad. Zodra er iets fout gaat, kun je ingrijpen."

Slimme vuilnisbak

Sluikstorten is bijvoorbeeld een probleem in veel steden. "Zodra sluikstorten is gedetecteerd en gemeld, raakt het meestal snel opgeruimd. Het probleem zit veeleer tussen detectie en melding", weet Jan Adriaenssens. Dus hoe kun je sneller detecteren? En vooral: hoe kun je ontraden, door nudging, kleine stimulansen waarmee je mensen tot meer wenselijk gedrag brengt?

Slimme camera’s helpen bij de snellere detectie. "Die herkennen iets wat op straat ligt, en maken een onderscheid tussen sluikstorten en een sportzak die even naast een bankje is neergezet. Daarnaast moet je ook meldingen makkelijker maken. Dat kan met een app, maar daar ben ik niet zo’n fan van, want het is vaak omslachtig."

Hoe sneller je opruimt, hoe vaker er gesluikstort wordt, “omdat het toch meteen wordt opgeruimd”. En dus moet je ook ontraden.

"Een stad kan bijvoorbeeld via meldingen op publieke vuilnisbakken, met een knop of touchscreen burgers meteen laten melden dat er afval ligt. Dat kan natuurlijk een pervers effect creëren. Want hoe sneller je het opruimt, hoe vaker er gesluikstort wordt, 'omdat het toch meteen wordt opgeruimd'. En dus moet je ook ontraden. Op een zachte manier: zodra de camera sluikstorten herkent, begint de slimme straatverlichting te knipperen. Dat is sociale controle."

De gemeente kan dan kiezen of de camera ook een foto maakt, en daar eventueel een GAS-boete aan koppelt. "Hoewel wij andere oplossingen zoeken, is een zekere vorm van repressie misschien nodig. Het kan er deel van uitmaken, maar het is absoluut niet het enige."

60 in zone 30

De technologie draagt in dit voorbeeld bij tot sociale controle. "Technologie helpt bij de oplossing, maar is de oplossing niet. Of we merken dat sluikstorten niet opgelost raakt, maar dat we wel minder hondenpoep op straat zien. Waarom is het ene wel opgelost en het andere niet? Ook daar kan technologie inzichten geven of helpen bij de oplossing."

Wie komt bij imec aankloppen voor oplossingen van de slimme stad? "Overheden, onderzoekers, bedrijven, burgers die vast zitten … Onze straat ligt in een zone 30, zeggen ze, maar toch rijden bijna alle auto’s er nog 60 kilometer per uur. Ze hebben al affiches opgehangen, maar dat helpt niet. Dan kunnen wij bijvoorbeeld de snelheden in kaart brengen. We lossen het probleem niet meteen op. Maar we praten met bedrijven of experts in de technologie die kan helpen."

En dat eindigt vaak in partnerschappen. Of in oplossingen die opgeschaald worden. "Een recent project zijn sensoren die in waterbekkens geplaatst worden en de kwaliteit van het water meten. Je hoeft nu niet meer steeds een staal in een proefbuisje naar een lab te sturen, maar enkel in probleemgevallen. Daar is technologie belangrijk om meteen in te grijpen als er iets hapert aan de kwaliteit van het water. Dat project “Internet of Water” werd getest aan de IJzer, en wordt de komende jaren opgeschaald naar heel Vlaanderen. En daar heeft de Vlaamse overheid een belangrijke rol gespeeld."

Actor en regulator

Jan Adriaenssens bekijkt de rol van de overheid in twee schillen. "Ten eerste is de overheid een bedrijf. En zoals elk bedrijf is ze het aan zichzelf verplicht om te digitaliseren. En ten tweede is er de smartcityschil. Daarin speelt de overheid een dubbele rol. Aan de ene kant is ze de actor in een ecosysteem. Dat betekent dat ze data kan leveren en krijgen. Aan de andere kant is ze een regulator en moet ze uitklaren wat maatschappelijk wenselijk is."

Elektrische steps, parkeerplaatsen in deelmobiliteit … veel smartcityoplossingen hebben nood aan regulering: wat mag wel, wat mag niet? "Bij deelsteps speelt de overheid bijvoorbeeld geen financiële rol, ze koopt de steps niet aan. Dat kan, maar dat hoeft niet", legt Adriaenssens uit. "Maar ze treedt wel regulerend op: ze kan bijvoorbeeld autoparkeerplaatsen toewijzen aan deelsteps. Daarbij moet ze er alleen op letten dat haar regels niet botsen met de langetermijndoelstellingen."

Niet uitrollen, maar faciliteren

Hoe kunnen we in heel Vlaanderen een smartcitystrategie uitrollen? En hoe doe je dat ook voor steden die niet de capaciteit hebben om grote systemen op te zetten? "Dat is meteen de tweede grote vereiste van smart city: de gebruiksvriendelijkheid. En daar moet de Vlaamse overheid een grote rol spelen. Ze moet de oplossingen niet noodzakelijk zelf uitrollen, maar ze wel faciliteren en mogelijk maken."

De Vlaamse overheid moet de oplossingen niet noodzakelijk zelf uitrollen, maar ze wel faciliteren en mogelijk maken.

Gebruiksvriendelijkheid draait rond interoperabiliteit: als je sluikstorten aanpakt met straatverlichting, moet je die twee linken. En dus moet je diensten en data kunnen uitwisselen. "Stel dat je realtime info hebt over een parkeerplaats die drie uur niet gebruikt wordt. Dat kan nuttig zijn voor een terras van een naburig café dat even wil uitbreiden op een zonnige dag. Maar dan heb je een koppeling nodig over verschillende domeinen. En dus heb je dezelfde standaarden nodig. Want voor langetermijnoplossingen moet je dingen koppelen, over sectoren en beleidsdomeinen heen."

Adriaenssens benadrukt ook het belang van transparantie. "Transparantie geeft vertrouwen. Ik hoef niet steeds te zien wat er gebeurt achter een technologisch systeem, dat is te complex. Maar het mag niet onvindbaar zijn. Waarom springt een verkeerslicht altijd meteen op rood? Die informatie moet je wel kúnnen vinden. Als je weet dat jijzelf of iemand anders een audit zou kunnen uitvoeren, dat geeft dat vertrouwen."

En tot slot moet de smartcitytechnologie toegankelijk zijn voor de happy many, vindt Jan Adriaenssens. "Voor elke stad, elke gemeente, elke dienst - klein of groot. Toegankelijk, zoals een app op je smartphone: die is makkelijk te installeren, ook al weet je niet hoe het precies werkt."

Oplossingen laten communiceren

Sensoren meten en sturen data door, in dataverwerking gebeuren daar allerlei dingen mee, en via een app worden de data dan teruggestuurd naar een actuator, bijvoorbeeld een verkeerslicht dat op groen springt. "In dat proces zijn databrokers erg belangrijk. Die moeten met elkaar kunnen samenwerken. Zo laat je oplossingen met elkaar communiceren", legt Jan Adriaenssens uit. "Merk je aan de luchtsensoren dat er iets schort aan de kwaliteit van de lucht, dan kan je via de verkeerssensoren die situatie aanpakken. En dan komt het belang van standaarden naar boven." Daar heeft de overheid een erg belangrijke rol te spelen als regulator, vindt Adriaenssens. "De overheid moet besluiten dat ze alleen samenwerkt met bedrijven die bepaalde technologische standaarden hanteren. Want dan speelt het verder geen rol met welke sensoren of apps je werkt. Anders beland je in situaties waar in eenzelfde stad drie parkeergarages standaarddata doorsturen en twee andere niet. Dat is geen werk op Vlaams niveau, maar Europees. En zelfs mondiaal."

Appstore voor vragen

Imec stelt een soort appstore voor, waar steden en gemeenten een vraag kunnen kopen, en niet de specifieke oplossing. "Dat is Open City Of Things. Je zoekt bijvoorbeeld naar slimme straatverlichting. En niet naar een lamp van een bepaald merk. De overheid mag niet zeggen bij wie je moet kopen, maar wel aan welke vereisten je systeem moet voldoen. En ze is heel streng over de interoperabiliteit van de apps, want de architectuur moet dezelfde zijn. Maar de appstores kunnen verschillend zijn."

De Vlaamse overheid kan daarmee een lijst aanbieden van mogelijke oplossingen, maar niet van de bedrijven die die oplossingen aanbieden. Iedereen wint daarbij, denkt Jan Adriaenssens: "Bedrijven krijgen mogelijkheden voor opschaling. Als hun producten aan een bepaalde standaard voldoen, kunnen ze die in heel Vlaanderen verkopen. En kleine gemeenten zijn gerust: als ze slimme verlichting kopen, weten ze dat iedereen hetzelfde gebruikt, want de technische specificaties zijn voor iedereen gelijk."

Eén minister voor smart

Tot slot roept Jan Adriaenssens de volgende Vlaamse regering op om te gaan voor een brede en kordate aanpak in het smartcitybeleid. "Met breed bedoel ik alle domeinen, want alles is aan elkaar gekoppeld. En kordaat? Enkel een coördinerende bevoegdheid is misschien niet genoeg. Er moeten standaarden komen, die smartcityoplossingen mogelijk maken voor alle steden en gemeenten. Daarom lijkt een coördinerend minister die ook slagkracht heeft, met bijbehorend budget en administratie, een waardevolle piste. Want alle steden en gemeenten moeten mee."

Dit interview maakt deel uit van een reeks die de SERV maakt rond digitalisering. ‘Een ecosysteem voor AI creëren’ en ‘De dialoog organiseren over de ethische en maatschappelijke impact’ zijn twee van de kernaanbevelingen van de SERV-oproep voor een digitale beleidsagenda.