SERV steunt hertekening lokale diensteneconomie

man met beperking aan het werk in de lokale diensteneconomieDe SERV steunt de hertekening van de lokale diensteneconomie die de Vlaamse Regering wil doorvoeren. De minister van Sociale Economie zet in de voorontwerpen van decreet over maatwerk bij collectieve inschakeling én over de lokale diensteneconomie in op veranderingen die de SERV al langer vraagt: de vereenvoudiging van het landschap van de sociale economie, een transparant en coherent beleidskader voor alle werkgevers en doelgroepwerknemers, de verankering van het concept individuele en collectieve inschakeling en het inbouwen en verankeren van het doorstroomperspectief. Over de operationalisering blijven er echter nog heel wat vragen onbeantwoord.

De bemerkingen en aanbevelingen van de SERV op het voorontwerp van decreet over lokale diensteneconomie gaan in algemene lijnen over:

  • de aanpak van screening en indicering, doelgroepafbakening en doorstroom
  • de afbakening en toetsing van de aard van de dienstverlening, de rol van de lokale overheden en de betrokkenheid van de sociale partners
  • de financiële implicaties van de hervorming.

De volgende punten zijn daarbij belangrijk:

  • De SERV stelde al in zijn advies van 13 oktober 2010 dat de focus van de lokale diensteneconomie moet liggen op personen die het potentieel hebben om via een traject van competentieversterking en tewerkstelling in een lokale diensteneconomieonderneming terug de aansluiting te vinden met de reguliere economie. De SERV vindt deze focus in het voorliggende voorontwerp van decreet terug. Wel vraagt de SERV zich af hoe voor de doelgroep van de lokale diensteneconomie de afstand tot de arbeidsmarkt en de nood aan competentieversterking en begeleiding concreet zullen worden bepaald.
  • De SERV hecht veel belang aan het inbouwen en verankeren van het doorstroomperspectief in de maatregelen van de sociale economie. Aangezien voor de lokale diensteneconomie de focus ligt op personen die het potentieel hebben om de aansluiting te vinden met de reguliere economie, is de verankering van het doorstroomperspectief hier essentieel. Voor de SERV is het van belang dat de doorstroom, waar dit kan vanuit het perspectief van de werknemer, en van zodra dit kan vanuit het perspectief van de werknemer, ook effectief tijdig wordt gerealiseerd.
  • De aard van de dienstverlening is één van de kerndeterminanten van de lokale diensteneconomie. Zoals aangegeven in het advies van 2010 moet voor de SERV de dienstverlening cumulatief aan drie criteria of voorwaarden voldoen: de activiteiten moeten én aanvullend zijn én een maatschappelijke meerwaarde hebben én er moet sprake zijn van de creatie van bijkomende tewerkstelling. Deze voorwaarden maken dat de lokale diensteneconomie effectief kan worden gezien als een DAEB (diensten van algemeen economisch belang), gekenmerkt door een, door de overheid gesubsidieerde, dienstverlening die lokale, sociale noden invult via niet-commercieel ondernemerschap. Voor de SERV staat of valt alles met een correcte implementatie van de voorwaarden.
  • De SERV vraagt om de evolutie van de budgetten goed op te volgen, blijvend in te zetten op een efficiënte en effectieve besteding van middelen en in overleg met de sociale partners ter zake gepaste keuzes te maken.
  • De SERV hecht veel belang aan de adviesrol van de sociale partners bij de toewijzingen van de inschakelingstrajecten. De SERV stelt zich nog heel wat vragen bij de nieuwe toetsingsprocedure die in het voorontwerp van decreet wordt voorzien. Het ‘horen’ van de lokale stakeholders, en minimaal de sociaal-economische stakeholders, biedt voor de SERV onvoldoende garanties op inspraak van de sociale partners en op een adequate toetsing van de voorwaarden betreffende de dienstverlening.
  • Voor de SERV moeten de rol van regisseur en de rol van actor van de lokale besturen in de lokale dienstverlening duidelijk gescheiden te zijn. De SERV stelt voor om in de toetsingsprocedure de SERR in plaats van het RESOC te betrekken.