SERVacademie Economische migratie

zicht op raadzaal tijdens SERVacademie economische migratieOp 25 februari 2014 organiseerde de SERV een academie over economische migratie. De zesde staatshervorming biedt Vlaanderen namelijk een unieke kans om een eigen arbeidsmigratiebeleid uit te tekenen. Begin 2013 bracht de SERV een advies uit over economische migratie en recent verscheen een VIONA-rapport over het arbeidsmarktonderzoek als instrument bij het toekomstig arbeidsmigratiebeleid. Op de SERVacademie kwamen diverse stakeholders van het beleid en het middenveld bijeen om over het thema en de voorstellen uit het advies en het VIONA-rapport van gedachten te wisselen. 

Jo LibeerWe geven een overzicht van wat er op deze SERVacademie besproken werd.

In zijn inleiding beklemtoont SERV-voorzitter Jo Libeer het belang van een meersporenaanpak  om structurele problemen op de Vlaamse arbeidsmarkt het hoofd te bieden. Economische migratie vormt hiervan een belangrijk onderdeel.

Vervolgens schetst Ninke Mussche van het Centrum voor Sociaal Beleid het huidige arbeidsmigratiebeleid. Zij gaat onder andere in op het toekennen van arbeidskaarten, de praktijk van het arbeidsmarktonderzoek en de communautaire preferentie.

 Sandra HellingsDaarbij aansluitend verduidelijkt Sandra Hellings van de SERV-studiedienst de standpunten van de sociale partners over de nieuwe bevoegdheden die overkomen op het vlak van de arbeidskaarten A en B, de beroepskaart voor zelfstandigen en het studentenmigratiebeleid. Volgens de SERV moet het arbeidsmigratiebeleid voldoen aan de principes van eenvoud, transparantie, snelheid en rechtszekerheid en moet het gebaseerd zijn op een evenwicht tussen economische en humanitaire aspecten. Dit beleid moet uiteraard conform de Europese regelgeving worden uitgebouwd. Meermaals onderstreept Sandra Hellings dat afstemming, overleg en samenwerking met de andere regio’s nodig is, o.a. op het vlak van controle, handhaving en sanctionering. Verder wijst ze op het belang van een meersporenaanpak waarbij gelijktijdig op drie aspecten wordt ingezet. Meer concreet is het uitwerken van een werkbare procedure voor de Arbeidskaart B een belangrijke vraag. Hierbij moeten de procedure en de vrijstellingen van het arbeidsmarktonderzoek onder de loep worden genomen. Ook wordt benadrukt dat de sociale partners de arbeidskaart A en de beroepskaart voor zelfstandigen wensen te behouden. De inhoud van deze kaarten moet evenwel worden bekeken. De sociale partners pleiten ook voor het behoud van de adviesraad voor buitenlandse werknemers. Daarnaast moet er een forum voor regionaal overleg worden opgericht. Tot slot wordt onderstreept dat het uitbouwen van een geïntegreerd studentenmigratiebeleid essentieel is.

Vincent Corluy en Ninke Mussche

Vervolgens schuiven Ninke Mussche en Vincent Corluy van het Centrum voor Sociaal Beleid de belangrijkste knelpunten en uitdagingen op het vlak van het arbeidsmigratiebeleid naar voor. De onderzoekers schetsen een mogelijke richting voor hervormingen van het Vlaamse arbeidsmigratiebeleid. Ze stellen een ‘raketbenadering’ voor waarbij Vlaamse arbeidsmigratie op getrapte wijze arbeidsmigranten selecteert naargelang het opleidingsniveau en het knelpuntkarakter van de vacature: 

  • ­­Eerste spoor: een vlotte instroom van hooggeschoolden. Om dit te organiseren moeten bepaalde barrières worden weggewerkt. Zo moet de administratieve rompslomp tot een minimum worden beperkt. De geldigheidsduur van de arbeidskaart B hooggeschoolden kan worden uitgebreid tot 4 jaar.
  • ­­Tweede spoor: een andere aanpak van middengeschoolden knelpuntberoepen. Zo is een dynamische knelpuntberoepenlijst voor bepaalde middengeschoolde beroepen wenselijk (zoals bijvoorbeeld technische en zorgberoepen). Verder kan de geldigheidsduur van de arbeidskaart B worden opgetrokken en kan het arbeidsmarktonderzoek voor deze groep worden afgeschaft. Het is verder belangrijk om in de toelatingsprocedure ook rekening te houden met middengeschoolde beroepservaring.
  • ­­Derde spoor: een restrictief systeem voor laaggeschoolden en middengeschoolden zonder knelpuntberoep. Het is volgens hen verstandig om de instroom van laaggeschoolde beroepen en middengeschoolden uit een niet-knelpuntberoep blijvend restrictief te benaderen, en dit onder andere omwille van de grote bestaande arbeidsreserve. Voor deze groep blijft het individueel arbeidsmarktonderzoek dus behouden.

Tot slot vindt onder leiding van Katrijn Vanderweyden van de SERV-studiedienst een gedachtewisseling plaats met alle genodigden.

Prof. dr. Ive Marx, coördinator van het VIONA-onderzoek, formuleert aan het einde van het debat een aantal slotbeschouwingen.

Je vindt hieronder de powerpointpresentatie van deze SERVacademie, een beknopt verslag van de gedachtewisseling en de slotbeschouwing en een samenvatting van de beleidsaanbevelingen van het VIONA-onderzoek. 

Katrijn Vanderweydendebat tijdens SERVacademie economische migratieYve Marx